Met natuurinclusieve sportparken werkt Amsterdam aan verminderen van hittestress
In 2019 wilde de gemeente Amsterdam inzicht krijgen in de ecologische kwaliteit van haar sportparken en de mogelijkheden om deze verder te verduurzamen. Zo zouden de sportparken een multifunctionele rol kunnen vervullen bij onder meer de klimaatadaptatie en het verhogen van de biodiversiteit. “Op dat moment werkten we al op verschillende fronten aan de verduurzaming van onze sportparken en het verhogen van de ecologische kwaliteiten van het groen”, vertelt Rosan Jelies, adviseur duurzaamheid bij de afdeling Sport & Bos van de gemeente Amsterdam.
“Onze sportparkbeheerders, die in dienst zijn van de gemeente, testten diverse innovaties op het gebied van verduurzaming in het algemeen en natuurinclusiviteit in het bijzonder. Na verloop van tijd kregen we de behoefte te inventariseren wie precies wat deed. Ook wilden we graag weten hoe duurzaam onze sportparken op dat moment waren en welke kansen er waren om meer structureel te verduurzamen. Daarom hebben we NL Greenlabel, een bedrijf dat onder andere gemeenten helpt de waarde van een natuurinclusieve leefomgeving inzichtelijk te maken, gevraagd een nulmeting uit te voeren.”
Onvoldoende
Voor deze nulmeting zette NL Greenlabel één van haar methodieken in: NL Terreinlabel. Het NL Terreinlabel is ontwikkeld om de duurzaamheid en natuurinclusiviteit van terreinen te kunnen meten en in kaart te brengen. Het bedrijf onderzocht in eerste instantie vijf Amsterdamse sportparken – daarna volgden er nog eens vijfentwintig.
Het resultaat van de eerste vijf scans leidden tot een aanpassing in de scope: dat wat wel en wat niet kon of hoefde worden gemeten. “De score van de eerste vijf gescande sportparken werd sterk beïnvloed door de aanwezigheid van een kunstgrasveld”, blikt Jelies terug. “Elk sportpark met kunstgrasvelden scoorde een onvoldoende op biodiversiteit en gezondheid, omdat de oppervlakte grotendeels uit kunststof bestaat. Zelfs na het nemen van natuurinclusieve maatregelen zou het altijd een onvoldoende blijven. Omdat we op sommige plekken in de stad niet zonder kunstgrasvelden kunnen, hebben we toen in overleg met NL Greenlabel besloten een scheiding te maken tussen het sporttechnisch deel van een sportpark en de randzones. Bij de vervolgscans werden de sporttechnische gedeelten niet meer meegenomen in de beoordeling.”
Werkbare balans
Naast de nulmeting deed NL Greenlabel diverse aanbevelingen tot vergroening. De gemeente schakelde de stadsecoloog in om een vertaalslag te maken tussen de aanbevelingen en de praktijk. “NL Greenlabel deed algemene aanbevelingen; de stadsecoloog heeft op elk sportpark gekeken naar voor de locatie specifieke kansen en mogelijkheden. Op basis van de informatie van NL Greenlabel heeft hij voor 22 sportparken een optimale inrichting gemaakt met ecologische maatregelen.”
Overleg tussen de ecoloog en de lokale sportparkbeheerders bleek hierbij essentieel. “De ecoloog kan met een bepaald inrichtingsvoorstel bereiken dat de biodiversiteit maximaal wordt uitgebreid en specifieke soorten flora en fauna die op een sportpark voorkomen, worden ondersteund. Tegelijkertijd kan de beheerder stellen dat hierdoor het sportpark minder goed te beheren is, of dat de maatregelen in de weg staan van de sportfunctie. De beheerders gaven bijvoorbeeld aan welke zichtlijnen behouden moeten blijven om de veiligheid te waarborgen. De beheerders en de ecoloog hebben samen naar een werkbare balans gezocht tussen de twee belangen. Het resultaat is nu dat we een kaart hebben met daarop per sportpark ingetekend waar bijvoorbeeld een wadi kan worden aangelegd, een ecologische oever, enzovoort.”
Goede voorbeelden
Belangrijk is tevens alle sportparkbeheerders op een positieve manier te betrekken bij het uitvoeren van het gemeentelijk beleid, stelt Jelies. “Een paar beheerders vinden het natuurinclusiever maken van hun sportpark een heel leuk onderdeel van het werk. Sommigen zijn minder enthousiast. Als er bijvoorbeeld minder vaak wordt gemaaid, vinden zij het resultaat er rommelig uitzien. Beheerders die liever een strak, clean sportpark hebben, kunnen we niet overtuigen door te zwaaien met het groenbeleid. Dat werkt niet. Wat wij wel kunnen doen is het delen van goede voorbeelden.”
Zo gebruikt een beheerder van een sportpark waar de eikenprocessierups veel overlast veroorzaakt bepaalde voermengsels en beplanting, waarmee vogels worden aangetrokken die op hun beurt de eikenprocessierups opeten, vertelt Jelies. “Dit is goed voor het sportpark zelf én er wordt een probleem opgelost. Tevens laten we zien dat de overstap naar natuurbeheer niet zo spannend en ingewikkeld hoeft te zijn als sommigen denken. Beheerders die vooroplopen bij het nemen van natuurinclusieve maatregelen proberen collega’s te inspireren door te laten zien dat je met kleine aanpassingen kunt beginnen. Er kan relatief makkelijk worden geëxperimenteerd met maaibeleid, met het aanleggen van een vlinderidylle, met bloemenmengsels. Het is niet veel meer dan een randzone inzaaien en die zone niet meer maaien.”
Cultuurverandering
Ondanks deze positieve benadering was de noodzakelijke cultuurverandering soms moeilijk. “Vooral de beheerders die al jarenlang een traditionele methode gebruiken, gericht op het beheer van de sportfunctie, hadden moeite met de nieuwe maatregelen”, vertelt Wesley Walter, locatiecoördinator van negen sportparken in Amsterdam-West. “Er werd wel eens een overhoek gemaaid waar de pas gezaaide bloemetjes net opkwamen, bijvoorbeeld. Maar de meeste beheerders worden wel enthousiast als ze zien dat op de takkenrillen, bloembedden, ijsvogelwal enzovoort allerlei diertjes afkomen. En dat de aangeplante struiken een prettige verkoeling geven. Inspirerend zijn tevens de positieve reacties van de bezoekers. De meesten vinden het leuk dat een sportpark groener wordt gemaakt. De cultuurverandering lukt daarom redelijk goed op dit moment. Maar dat is niet van de ene op de andere dag gegaan.”
Oplossingsgericht
Inmiddels is in het beleid opgenomen dat de Amsterdamse sportparken natuurinclusief worden ontwikkeld en beheerd. Dit beleid is gebaseerd op het benutten van de sportparken voor onder andere waterberging en hittebestrijding.
Naar aanleiding van de inmiddels zes jaren ervaring tipt Jelies gemeenten die ook met het natuurinclusievier inrichten van sportparken aan de slag willen: “De reden om sportparken natuurinclusiever in te richten zou niet alleen moeten zijn: we willen meer groen. Bij het bepalen van een visie en het beleid is het effectiever om eerst de problemen in de omgeving te inventariseren en de sportparken zodanig in te richten, dat deze een bijdrage leveren aan de oplossing van die problemen. Door in een visie of beleid van een dergelijke oplossingsgerichte denkwijze uit te gaan, kan een structurele aanpak beter worden geborgd.1”
- Dit is een test voetnoot ↩︎